De Pyreneëen is een bergketen in Zuid-west Europa, tussen de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee.
Zij vormt de grens tussen Frankrijk en Spanje.
Ongeveer in het midden van de Pyreneëen ligt het ministaatje Andorra.
Het gebergte is 435 km lang en maximaal 130 km breed.
De vlakten in het noorden gaan vrij snel over in steile bergwanden.
Aan de Spaanse kant lopen de bergen minder steil af, zodat 2/3 van de Pyreneeën op Spaans grondgebied ligt.
Meer dan 200 km van de bergrug is hoger dan 2.000 m, met pieken tot ver boven de 3.000m.
De centrale Pyreneeën vormen het hoogste deel met als belangrijkste toppen de Pico de Aneto (3404 m), de Pico Poseto (3371 m) en de Monte Perdido (3355 m).
In de Catalaanse Pyreneeën liggen talrijke meren.
De Pyreneën vormen een natuurlijke grens tussen Frankrijk en Spanje en tevens een belangrijke klimaatgrens.
Voor een hooggebergte is het vanwege de zuidelijke ligging voor Europa vrij warm: de jaarisoterm van 0 graden Celsius ligt op 2.000 m.
Juli en augustus zijn de warmste en droogste maanden, met warme droge dagen, met enige regelmaat afgewisseld met onweer. Soms regenperiodes veroorzaakt door oceaanstoringen.
Plaatselijk zijn grote verschillen mogelijk.
De noordelijke Pyreneeën zijn regenrijk door de Atlantische lucht, de vochtigheid neemt naar het oosten toe af.
De zuidkant is droger, met uitzondering van het westelijke Baskenland en delen van Catalonië.
Hoogte en vochtigheid zijn de meest bepalende factoren voor de plantengroei.
In de oostelijke Pyreneeën zijn van laag (mediterraan) naar hoog te vinden: kurk, groene eik, garigue en macchia, daarna eik, beuk en dennen, daarboven soms alpenweiden en weinig begroeid gebied.
Het centrale en Atlantische gedeelte kent veel loofbomen, met alpenweiden die van laag tot hoog doorlopen.
Het centrale deel is zeer bosrijk. Beneden veel eiken, van 1.00 tot 1.500 m vaak beuken zilversparren, daarboven bergdennen.
De gemzen komen veel voor en groeien in aantal.
Alleen op de steile dalwanden in de Ordesa leven nog een tiental steekbokken. Rond de Carlit komen circa 800 moeflons voor, uitgezet in de jaren ’50.
Voor het eerst sinds de jaren ’30 zijn in Navarra weer wolven gesignaleerd.
De bruine beer is inheems, maar het voortbestaan is onzeker (nog een handvol zeer schuwe exemplaren in Vallée de l’Aspe).
Ook leven hier de lynx en de otter.
De genetkat lijkt een tussenvorm van de vos en kat, met een lange pluimstaart en korte pootjes.
Hij verblijft in dichtbegroeide terreinen aan de voet van het hooggebergte en is moeilijk waar te nemen.
De grote variatie van vogels kent onder andere de sneeuwvink, rotskruiper, beflijster, alpenkauw. In het hooggebergte komen veel aasgieren en vale gieren voor. Met name in het minder groene Spaanse hooggebergte dat meer thermiek kent gedijen de gieren goed en broedt de in Europa zeer zeldzame lammergier. Andere voorkomende roofvogels zijn steenarend, dwergarend, wouw, slechtvalk en wespendiep.
Met name in het centrale deel van de Pyreneeën, in rustige, groene dalen met veel rotsblokken kun je de Alpenmarmot tegenkomen. Dit grappige dier is zo groot als een flinke kat. Hij is overdag actief en houdt van zonlicht. Zijn alarmsignaal is een hoge, schrille schreeuw, waarna hij snel weer in zijn hol onder een rotsblok duikt. Hij leeft boven de 1.800 m, heeft een zomer- en winterverblijf en eet veel planten om ’s winters voldoende vet te hebben. Hij is wreed bejaagd, en valt na zijn winterslaap ook ten prooi aan roofdieren, maar groeit nog steeds in aantal. Hij is rond 1955 ingevoerd vanuit de Alpen.
De bergen zijn dun bevolkt, terwijl de lagere delen de laatste decennia ontvolkt geraakt zijn. Belangrijkste bestaansmiddelen zijn veeteelt en akkerbouw, ambachtelijke nijverheid. Bij de vele waterkrachtcentrales komt chemische en metaalnijverheid voor. Het toerisme is een steeds belangrijker inkomensbron (minerale bronnen, wintersport), vooral aan de Spaanse kant is sprake van een flinke groei.
Er zijn verschillende grote en kleine bergpassen. De gemakkelijkste en oudste doorgangen door het gebied lopen langs de kusten.
De gletsjers aan de Spaanse kant van de Pyreneeën zullen tegen het midden van deze eeuw volledig gesmolten zijn volgens een in februari 2009 verschenen rapport van het ministerie van Milieu. Sinds 1894 hebben de gletsjers op de Spaanse Pyreneeën maar liefst 88 procent van hun oppervlakte verloren. Zo bedroeg de oppervlakte van de gletsjers in 2008 nog amper 206 hectare. Dankzij recente strenge winters is de situatie momenteel gestabiliseerd, maar de gletsjers zelf zijn niet groter geworden. Volgens experts liggen de stijgende temperaturen en de dalende regenval aan de basis van het probleem.
Wat te bezoeken
Er zijn talloze plaatsen die een bezoek of langer verblijf meer dan waard zijn, maar helaas moeten wij een keuze maken: